van 1925 tot 1946

Leven en werk van beeldend kunstenaar Théophile Suijkerbuijk

 

Chronologie

Op 12 juni 1925 wordt te Roosendaal en Nispen de laatste van de acht kinderen geboren van Cornelis Suijkerbuijk en Maria Ludovica van Daele. Voor de burgerlijke stand: Théophile Suijkerbuijk. De familie van Daele had de Belgische nationaliteit en was rond 1890 naar Nederland geëmigreerd (Roosendaal en Nispen).

Al op jonge leeftijd tekende Théophile alles wat hij zag in een dik schetsboek, dat zijn vader voor hem had gemaakt van vellen lichtgeel pakpapier.


Winter, 1943, nr.2 30,5x42 cm.

In 1938 ging Théophile naar de R.K. U.L.O. St. Joan Berchmans te Roosendaal. Theophile was tijdens de oorlogsjaren als kantoor- en magazijnbediende werkzaam bij een meubelfabriek in Roosendaal. Hij staat vroeg op om vóór het werk buiten te gaan tekenen. Hij leert aldaar de beeldhouwer Frans Verhaak kennen en helpt hem bij het gipsgieten van twee portretbusten van de directie.


Stilleven, 1944, nr.1, 21,5x27,5cm.

Vanaf 1942 volgt hij 's zondagsmorgens drie jaar tekenlessen bij Jacques van Wesel, leraar N.O. (Nijverheidsonderwijs) te Roosendaal. Hij tekent veel in de omringende dorpen en maakt aquarellen van boeren en hun boerderijtjes en ruilt deze voor spek en eieren. Bij zijn terugkeer uit Nederlands Indië heeft Théophile praktisch al dit werk vernietigd. Ook het werk uit de jaren 1944-1945 en 1946 eindigde op die manier. Gezien de topografische en historische waarde hiervan een vrij ongelukkige daad.


Zonnebloemen, 1944, nr.10, 36,5x30 cm.

In 1944 behaalde hij de tekenacte L.O. te Utrecht. Hij leert de kunstschilder Wim Schütz kennen en de ceramist Ad Braat. In deze tijd kreeg hij omgang met Johanna Catharina Elisabeth Dam, waarmee hij, na terugkeer uit Ned. Indië, in 1950 trouwt en met wie hij bijna 59 jaar het leven deelt. Hij maakt van haar een groot portret in sepiatinten: "Zittend meisje". Dit werk is in bezit van dr. Moerdijk uit Roosendaal.


kerk van Wouw, 1944, 22,5x30,5 cm.

In 1945 houdt België haar grenzen nog gesloten. Théophile rijdt met een aanbeveling van Jacques van Wesel op zak, via een sluipweg, op een fiets met rubberen repen van autobanden naar Antwerpen, om zich op de Academie te laten inschrijven. Deze blijft echter voorlopig gesloten wegens bomschade.

In oktober 1945 heeft hij zijn eerste expositie in het K.A.J.-zaaltje te Roosendaal, alwaar het meeste werk wordt verkocht. Hij komt door dit debuut in blijvend contact met Dr. Moerdijk, die een gedicht maakt over het werk "Zittend meisje".


Jo, 1945, nr.8, 30x24 cm.

Na bemiddeling door mevr. Postmes-Moerdijk uit Maastricht, in wiens gezin hij een week logeerde, bezoekt Théophile de ateliers van Charles Vos, Harrie Schoonbrood, Willie Hamelers en het na zijn dood intact gebleven atelier van Henri Jonas. In deze periode is hij met zijn werk ook vertegenwoordigd op de S.N.A. expositie "Kunst en Grafiek"in de Kath. Kring in Roosendaal. In maart 1946 gaat hij aan het werk als ontwerper bij een drukkerij-binderij in Roosendaal.

Twee maanden later, op 28 mei, roept de militaire dienstplicht, ondanks bezwaren en een bezoek aan het ministerie door de directie met een verzoek om uitstel.

Hij krijgt zijn opleiding op de Tapijnkazerne in Maastricht. Théophile wordt door Mevrouw Postmes-Moerdijk in de gelegenheid gesteld het werk te bestuderen van haar man Jos. A. Postmes (overleden). Postmes was de oprichter en directeur van de stadsacademie, wat later de Jan van Eijck-academie zou worden in Maastricht.